Inhoud

Autodiagnose

De injectiecomputer (ook wel ECU) is voorzien van een autodiagnose die, ook na afgezet contact, tijdelijk en permanente storingen opslaat die zich voor kunnen doen tijdens het rijden.

Twee codes welke altijd aanwezig zijn betreffen code 12 en code 11. Deze codes geven respectievelijk de start en stop van het proces aan.

Injectiecomputer uitlezen

Voor het uitlezen heeft Citroën verschillende testapparatuur gehanteerd, zowel digitaal als analoog.

Bij het uitlezen met een testapparaat gaat er een lampje op het apparaat knipperen, ditzelfde geknipper is ook in de auto op het dashboard waar te nemen.

Het geknipper moet als volgt geïnterpreteerd worden:

De codes worden per stuk afgegeven. Als het geknipper dus is gestopt dan moet de volgende code weer handmatig worden opgeroepen. Bij het uitlezen wordt als eerste code 12 uitgegeven en aan het einde van de procedure zie je code 11. Als hier geen code tussen zit is er geen storing aanwezig.

Niet-gedocumenteerde methoden

Het aflezen van de storingscodes is ook mogelijk zonder testapparaat, met behulp van de controlelamp op het dashboard:

Daarnaast is er nog een methode die in combinatie met een beperkt aantal contactsloten lijkt te werken. Tussen de “M” en de “D” stand zit in een aantal gevallen een “dood” stuk. Dit is als volt te testen

Storingscodes

Onderstaand de verschillende codes. Let goed op welk type en merk injectiecomputer het gaat. Veel codes komen overeen maar er zijn er ook die dubbel gebruikt worden met verschillende betekenissen.

(1) = Bosch Mono-Jetronic type A 2.2
(2) = Magneti Marelli G6 11
(3) = Bosch Mono-Motronic type MA 3.0
(4) = Bosch Motronic type MP 3.1 (multipoint-injectie) (AX GTI)

Code 11 (1, 2, 3)

Einde van de test

Code 12 (1, 2, 3)

Begin van de test

Code 13 (1)

Luchttemperatuur

Plaatsing onderdelen Controles Computerstekker Aansluitkast Aansluiting Waarden Noodfunctie Ernstig
Luchttemperatuur sonde (in verstuiverhuis) ohmmeter Losgenomen 14-25 of 6 FIXME afbeelding Bij -10ºC
R = 8200Ω-11000Ω
Bij +20ºC
R = 2250Ω-2750Ω
Bij +50ºC
R = 760Ω-910Ω
Ja Nee

Code 13 (2, 3)

Luchttemperatuur

Code 14 (1)

Koelwatertemperatuur

Plaatsing onderdelen Controles Computerstekker Aansluitkast Aansluiting Waarden Noodfunctie Ernstig Inductiecode
Watertemperatuur sonde (op waterafvoerhuis) ohmmeter Losgenomen 2-25 of 6 FIXME afbeelding Bij -10ºC
R = 8200Ω-11000Ω
Bij +20ºC
R = 2250Ω-2750Ω
Bij +80ºC
R = 290Ω-370Ω
Ja Nee 31

Code 14 (2, 3)

Koelwatertemperatuur

Code 21 (1)

Stationaire regeling

Code 21 (2, 3)

Potmeter gasklep

Code 22 (2, 3)

Stappenmotor

Code 31 (1, 2, 3)

Automatische aanpassing mengselregeling

Code 33 (1)

Potmeter gasklep

Code 33 (2)

Absolute-druksensor

Code 41 (1)

Signaal motortoerental

Code 41 wordt anders opgeslagen in het computergeheugen dan de overige codes:

Gebruik van code 41:

Code 41 (2)

Toerensensor

Code 42 (2)

Verstuiver

Code 45 (2)

Bobine 1-4

Code 51 (1, 3)

Lamdasonde

Code 52 (1, 2, 3)

Mengselregeling

Code 53 (1, 2, 3)

Voedingsspanning en accu

Code 54 (1, 2, 3)

Computer

Code 57 (2)

Bobine 2-3

Storingen wissen

Als je oude storingen wilt wissen kun je 3 dingen doen.

Het voordeel van de laatste oplossing is dat ALLEEN de storingen verdwijnen. De ECU behoudt zijn verdere waardes en staat bij eerste keer weer starten niet een noodloop/inleerprocedure.

Bronnen

Werkplaatshandboeken